Seizoensgedicht - Bladerbeer

Ga naar de inhoud

Seizoensgedicht

Seizoensgedicht
Winter 2022
Herman Hendrik ter Balkt (1938-2015) debuteerde in 1969 met Boerengedichten; hij schreef in die tijd onder de schuilnaam
Habakuk II de Balker. Er volgden meerdere bundels, waaruit hij ruim 10 jaar later een selectie maakte voor de bloemlezing
Machines! Maai ons niet, maai de rogge. Die bundel publiceerde hij onder zijn eigen naam, en daarin las ik zijn gedichten voor
het eerst en ben dat blijven doen. Zijn verzamelde werk verscheen in 2014 onder de titel Hee hoor mij ho simultaan op de
brandtorens.

Ter Balkt gooit in zijn poëzie vaak de knuppel in het hoenderhok. Zijn vermetele stijl inspireert me. Hij schept levendige
beelden (‘het rood gromt vuur in het houtblok’), hij vindt nieuwe woorden uit en hij gebruikt veel binnenrijm (‘lopers van
looddieven knarsten in sloten’). Met zijn vindingrijke taal maakt hij vaart, tegen de stroom in. Ik kan zijn luidruchtige logica
niet altijd volgen, maar ik ga mee met de associaties, ook als ik de samenhang niet zie. Ik ga mee dankzij de zeggingskracht
van de verborgen werkelijkheid die hij ontsluit, met de humor van ongerijmdheid. Ja, ik vind dit een prachtig gedicht.
Elegie van de koude voeten
De winter hing in de lucht met bek en toeter,
blazend, een haviksnavel en bedroefd snaterend
een gans, die de boot miste, ingevroren zwaan op de
oogbol; lopers van looddieven knarsten in sloten.
leeg en vol galm was mijn galmgat, rollend vat
een psalm davids blies de wind op mijn duigen,
achtersteribbe was ik, honderdste hond, mijn tenen
stijf in mijn vuilverbranding; vuile
lucht klepperde als een luik. waar hing de weg
uit, waar het dorp. transplantatie van flora en fauna
in schrikdraad en trauma; door mijn kop raasde
fabel van de wezel die bloed dronk van de rasp en t was
zijn tong. o smederijen, o leidekkers, vallend.
hazen stroopten de stropers, hoor hoor hun lopers
razen: zo raast de kieuw onder t ijs van de vis,
onze aartsvader, sneeuw klontert als wit alg
schoorstenen samen, rook uit mijn neusgat
en t stenen gras. het dorp kookt in zijn pot
duisternissen en stiltes voor t oog van de naald.
rood gromt vuur in t houtblok, hond die inslaapt.
allen stil, ik wakker. de rat slaapt, de muis slaapt.
de jak in de zenuwbergen, het ei in t hooi;
grootjes oog in de val aan t roggebrood geklonken
in die winter die avond toen t zilver koper werd
toen insneeuwde alles, rook en vuur.

H.H. ter Balkt (1938-2015)
uit Boerengedichten
Luister hoe het gedicht klinkt
Afbeelding bij het wintertgedicht 2022
telefoon: 0318-769318 of 06-48099028
Terug naar de inhoud